Willie Darktrousers | Teksten

URINE Jules zat in een cafe toen hij moest plassen. Hij stond op van zijn barkruk en wurmde zich tussen zijn drinkbroeders door, dieper en dieper de rokerige ruimte in. De in gestreepte overhemden en grijze colberst gestoken dikke veertigers en vijftigers maakten flink lawaai. Jules voelde zich niet lekker en zo was het nog een hele tocht naar het toilet. Warme zachte buiken en harde randen van koude glazen bier drukte tegen zijn lichaam. Vermoeid bereikte hij de trap naar de kelder waar de toiletten zich bevonden. De klink van de deur van het herentoilet was bedekt met een plakkerige laag grijs vuil behalve daar waar men zijn hand neerlegt om de klink naar beneden te duwen en de deur te openen. In het herentoilet hing een urinoir, er was een verchloorde wasbak, een haakje aan de muur en een handdoek op de grond, aan de deur naar de zit-wc hing een dubbelgevouwen a4tje waar met balpen 'defect' op stond geschreven. Jammer voor Jules want die zat het liefst bij het plassen.Zijn hakken sleepten over de versleete tegel vloer. Er liep een pad van slijtage over de tegels, van de deur naar het urinoir, naar de deur van de wc en naar de wasbak. Jules keek om zich heen en opende zijn gulp. Het vocht ontsnapte uit zijn plasbuis en schoot als een slang die van een lange gevangenschap verlost was de ruimte in. Hij mikte de straal in het gat midden in de porseleinen piskom. De siddering liep over zijn rug en hij ontspande zich. Hij voelde zijn pantellon tegen de huid van zijn benen en een koude lucht kroop door zijn broekspijpen omhoog. De deur van het toilet was open gegaan en Jules hoorde iemand binnenkomen. 'Die knakker moet maar even wachten' dacht Jules 'Ik wist niet dat ik zoveel gedronken had maar ik sta hier nog wel even'  De man achter hem sjokte een paar keer heen en weer, bromde iets en slofte verslagen naar de deur. Weer sloeg de tocht voor een moment door het herentoilet. Jules kreeg de rillingen en keek omlaag. Voor de zoveelste keer bestudeerde hij zijn bescheiden gereedschap. Jules herinnerde zich dat hij van zijn moeder moest leren om staand te plassen. 'Grote jongens kunnen ook staand plassen' Had zijn moeder gezegd. Ze had hem uitgelegd dat hij zijn piemel vast moest pakken en moest richten om zo  min mogelijk te knoeien! Als kleine jongen had hij de gewoonte om zijn broek tot op zijn enkels te laten zakken. Als hij op vakantie in Frankrijk in het bos stond te plassen lachte zijn moeder hem dikwijls uit om zijn witte ronde blote billetjes. Met zijn duim streek hij over de ribbelige huid van zijn piemel. 'Ik heb vanmiddag toch niet zoveel koffie gedronken? Ik zit nog geen uur aan het bier' dacht Jules want de urine bleef maar komen. 'Tjonge normaal noem je plassen een kleine boodschap maar dit gaat wel steeds meer lijken op een grote boodschap. Ik was toch echt liever gaan zitten' Het tl-licht knipperde en Jules plaste door. 'Dit is niet normaal, ik sta hier al meer dan drie minuten.' Het geluid van de straal die het porselein raakte en het feestgedruis van het cafe suisden in zijn oren. Jules voelde dat hij in zijn nek begon te zweten. 'Verdomme het houd maar niet op.' De deur van het toilet ging open en er klonken de voetstappen van twee mannen. Als een bang eekhoorntje keek hij om en zag de twee mannen staan met hun handen in hun zij. Jules keek naar de aangekoekte gele korsten in de piskom. En het vocht bleef maar stromen. Nog steeds voelde hij druk op zijn blaas. Hij hoorde de mannen iets mompelen. Kleine schokjes sprongen door zijn bovenbenen. Hij voelde het zweet in zijn nek koud worden. Zijn plas bleef maar met grote druppels op het witte porselein kletteren! Jules probeerde zijn plassen te stoppen maar het wou niet lukken. 'Ik wil hier weg, maar ik kan hier toch niet de hele boel onder pissen!' Er klonk ongeduldig gemompel achter hem en ondertussen was er een derde man binnen gekomen. 'God wat doet hij er lang over' hoorde Jules een van de mannen zeggen. Jules wist niet wat hij terug moest zeggen. 'Ik vind het nu toch wel te lang duren, hoe kan dat nou? Gadverdamme ik sta hier maar en die mannen achter mij moeten zo langzamerhand natuurlijk ook behoorlijk nodig.' Jules draaide zich om en keek naar de mannen.. De eerste man droeg een grijs streepjespak en een wit overhemd zette zijn handen in zijn zij en haalde zijn duimen door de riemlussen van zijn broek. De tweede man was behoorlijk dik en had een blauw overhemd aan met zweetvlekken rondom zijn oksels en op zijn rug hij stond te wiebelen en knarste met zijn tanden. De derde man was lang en een stuk minder dik als de andere mannen, hij had een bleke huid en droeg een bril op zijn gladde gezicht. Samen mompelden de mannen onverstaanbaar. Jules probeerde te doen alsof er niets aan de hand was maar hij begon langzaam in paniek te raken. Hij begreep echt niet wat er met hem aan de hand was. Zoiets had hij nog nooit meegemaakt. Weer probeerde hij het plassen te stoppen en de straal werd iets milder. Jules haalde opgelucht adem en keek glimlachend achterom. Toen voelde hij een steek in zijn maag. En hoe hard hij ook zijn best deed de straal werd nog steviger als eerst. Het was onbedwingbaar, toen Jules voor een derde keer probeerde te stoppen met plassen voelde hij een scheut pijn door zijn onderbuik gaan. Alsof de boel in zijn onderbuik verzuurde zo voelde het. Hoeveel liter zou hij nu al het riool in gejaagd hebben? Waar haalde hij in vredesnaam allemaal vandaan? Hij probeerde om met zijn duim en zijn wijsvinger zijn plasbuis dicht te knijpen maar dit hielp niet. De rechte straal veranderde er alleen maar door in een soort sproeier. Tientallen kleine straaltjes sproeiden alle kanten uit. Er kwam wat urine in zijn gezicht en op zijn kleding. Ondertussen stond het heren toilet helemaal vol met wachtende mannen. De een nog dikker dan de ander en ze mompelden allemaal op verontrustende toon. De straal hield aan. 'Ik wil niet meer! Wat is er in godsnaam mis met mij?' Hij stond nu al meer dan een half uur de damp van zijn eigen urine op te snuiven. Hij zwete over heel zijn lichaam en de mannen achter hem begonnen tegen hem aan te dringen. 'Duw me niet!' riep hij 'Ik wil hier wel weg maar het houd maar niet op, als ik probeer te stoppen doet het zo'n pijn! Wat denken jullie dat er gebeurt als ik weg loop? Dan wordt het hier een grote gore bende!' Geen van de mannen reageerde anders dan met meer van hetzelfde gebrom. De deur van het toilet werd continu opengerukt en dicht gesmeten. Mannen kwamen binnen en vertrokken. Het gemompel werd steeds harder en hier en daar begonnen mannen naar elkaar te schreeuwen. Jules zijn handen begonnen te trillen en hij knoeide meer urine over zichzelf, over de vloer en de muur. Het gekrioel achter hem werd steeds heviger. Ellebogen en schouders perste in zijn rug. Jules concentreerde zich op een vlek op de muur en hoopte dat het allemaal snel voorbij zou zijn. De meute achter hem bleef maar dringen.

4 dimensionale Parkieten, het gekleurde kwantumschuim van het drinkgelach en galactische pindakaas

Een nieuwe verklaring van de geschiedenis van de kosmos

Uiteindelijk zullen natuurwetenschappers er toch wel achterkomen dat alle mogelijke elementaire deeltjes bestaan. De vraag is echter: waarom is het ene elementaire deeltje stabiel en het andere instabiel. Volgens mij komt dit door parkieten. Het gezang van parkieten bepaald welke materie instabiel is en welke stabiel. Als de deeltjes een gewicht hebben wat omgekeerd evenredig is aan een frequentie waarin de parkieten zingen blijft het stabiel. Alle andere deeltjes zijn instabiel. Parkieten zijn namelijk de meest 4dimensionaal potente wezens. Toen het universum ontstond had het nog zesentwintig ruimtelijke dimensies. In deze grillige periode van ons heelal waar de onwaarschijnlijkheid zegevierde ontstonden alle soorten elementaire deeltjes constant in instabiele vormen hier en daar. Het tijdruimte continuüm uit die tijd is het best te vergelijken met de kauwgum in de mond van mijn dertienjarige buurmeisje nadat ze drie blikjes redbull heeft opgedronken. Dit resulteerde in een tamelijk speels heelal waarin de meest exotische gebeurtenissen elkaar met een ondoorgrondelijk bizarre causaliteit opvolgden. Op een onmogelijk aan te wijzen moment draaide een kosmische voor-verschijning van Meindert Talma een kraan open. Toen ontplofte het heelal voor de eerste keer. Uit deze tweede oerknal ontstond een heelal met vier ruimtelijke dimensies en begon er zich een structuur te vormen van stabielere en minder stabiele elementaire deeltjes. Twee en een half miljoen jaar na de tweede oerknal zijn de parkieten uit het groengele kwantumschuim ontstaan. Ze spreidde hun vleugels en vlogen door het lege heelal op zoek naar vogelzaad. Dit was onvindbaar en de parkieten raakten in paniek. Door hun wanhopige gezang is de 4de dimensie opgekruld dit veroorzaakte de derde oerknal en zo werd het heelal 3dimensionaal. Alles in ons heelal heeft een 4 of meer dimensionale potentie maar parkieten zijn zover mij bekend de enige wezens waarbij deze potentie meer dan sluimerig aanwezig is. Hun gezang resoneert in 4 ruimtelijke dimensies. Als ze te luidruchtig -of te enthousiast anderzijds- zingen kunnen er ongekende frequenties in hun gezang voorkomen en dit kan veroorzaken dat opgekrulde dimensies gaan bibberen. Dit is erg gevaarlijk voor de relatief stabiele natuur van ons heelal. Onbewust heeft de mens dit in de gaten. Daarom sluiten de mensen parkiet op in kooien. Dit helpt natuurlijk niet, maar het is wijst wel op het diepere onbewuste besef van de structuur van ons heelal wat in de mens verborgen ligt. Ooit zal de mens ook de kans krijgen om zijn multi-dimensionale potentie te ontplooien. Een vierde oerknal is een mooie kans Misschien is er wel ergens een kuil te graven waarin het geheim van een vierde oerknal verborgen ligt. Er is een oud verhaal wat een komeet mij eens in een droom verteld heeft. Het gaat over het samenbrengen van alle kleuren kwantumschuim op een geheimzinnige kruispunt van nog onbekende krachtvelden. Dronken. Dronken als boterbloemen in een straaljagermoter. Dronken als het grijs in de haren van je nieuwe geliefde. Dronken als een gele rups van diesel. Dronken als het houten been van een verdwaalde zeeman in een donkere kroeg op zoek naar zijn leesbril. Dronken als een doodgraverspaar tussen de vers gestorven muizen in het scherpe gras. Dronken als parkeergarage in Istanbul in het midden van de zomer. Dronken als een onderbroek die net met zeventig graden is gewassen in een splinternieuwe wasmachine. Dronken als een koning voor wie het volk net heeft gezongen. Dronken als het wiel van een bus die de hele dag door Mekka heeft gereden. Dronken als een nachtegaal die tussen zonsondergang en zonsopgang van Noorwegen naar China is gevlogen. Dronken als een tafel in een verhuiswagen. Dronken als een appel in het schuimende zuur. Dronken als een jongeman die net ontmaagd is door een hoer die zijn vader voor hem had betaald. Dronken als een bloedende lever. Dronken als de eenzame grootste geest van een generatie. Dronken als een parelmoeren rotswand gestreeld door de buik van een zwaardvis op jacht. Dronken een straatlantaarn in de tabbakrook van een jonge studente met lange benen en een zalvende maar luide lach. Dronken als een komeet die zich in Mars en Pluto had vergist. Dronken als een krakkemikkig kerkje vol dikke zingende dames met rare hoedjes op. Dronken als een blauwe suikerbiet. Dronken als Poseidon met buikgriep. Dronken als een volgevreten aardworm. Dronken als het grazende televisie scherm. Dronken als een piraat van glas. Dronken als een hamer en een moker. Dronken als de lapzwans die je alles over zijn leven heeft voorgelogen. Dronken als het treinstel met een woeste machinist. Dronken de stier  afgesnoerde ballen. Dronken als een leger die de vijand in puin heeft geholpen. Dronken als een mierennest nadat de koningin ontplofte. Dronken als een regenwolk in het hart van de zomer. Dronken als een maagd op wereldreis. Dronken als een hondenhok met volle maan. Dronken als een parel in de zwarte baard van een zuipende en vechtende barbaar. Dronken als de oliekoeken die je tante had meegenomen voor haar reis per luchtballon. Dronken als een kaars die brand van zeldzaam Arabisch vet zo duur als achtienkaraats goud. Dronken als de mantel van een jonge godelijke keizerin. Dronken als de boerendartclub tussen de derde ronde en de vierde ronde in. Dronken als een magier die net een nieuwe serie paddestoelen heeft ondekt onder een steen die hij elke dag passeerd op weg naar zijn laboratiorium. Dronken als een natte wezel op de vlucht voor de vorst. Dronken als een weenend winkelwachentje dat langzaam door zijn assen zakt. Dronken als de jonge wetenschapper die een natuurwonder heeft ontdekt op zijn weg naar huis. Dronken als de wind die de hele dag over de zee heeft geblazen en geblazen en geblazen. Dronken als een kameel die al drie jaar te lui is om de oase te verlaten. Dronken als een brood net uit de oven. Dronken als een ei gebakken op de motorklep van de rode auto van een acrobaat en een clown in de Spaanse woestijn. Dronken als de magische keeshond van de Ming Dynastie.